fbpx

Over ons

De productie van zout uit de Oosterschelde was in Zeeland een belangrijke pijler voor de economie van Zeeland. De waarde van zout was in die tijd bijzonder groot, want je kon er de levensduur van voedingsmiddelen als vlees, vis en groenten mee verlengen. Zo kon je voorraden aanleggen om de winter te overleven. In een latere periode, aan het begin van de middeleeuwen, werd zout ook grootschaliger gebruikt zoals bij het vervaardigen van vissaus en de conservering van haring, kabeljauw en schelvis.

Het zout werd bereid in grote, platte ijzeren pannen, die in met turf gestookte ovens stonden. Het hele proces van zoutwinning werd zoutzieden of selnering genoemd. Dat gebeurde in de houten met riet gedekte zoutketen (zie afbeelding). De kristallen, die op de bodem achterbleven, leverden het “selzout” op. Vooral Zierikzees zout was erg in trek en werd verhandeld tot ver in het buitenland.

Voor de zout productie was veel turf nodig. Al in de 13de eeuw begonnen de landsheren het binnendijks turfdelving af te remmen. De turfwinning had een nadelige invloed op de ontwatering van het toch al laag gelegen land tussen de kreekruggen. Karel V verbood in 1515 de turfwinning in het laaggelegen Zeeland.

Dit betekende overigens niet het einde van de Zeeuwse zoutwinning en handel. Daarvoor kwam de modernere “baaizoutverwerking” in de plaats, de raffinage van geïmporteerd ruw zout uit Frankrijk, Spanje en Portugal. Met name de steden waar eerder zout uit veen was geproduceerd, begonnen daar al in de 15de eeuw mee. Steden als Goes, Reimerswaal en Zierikzee werden belangrijke Europese zoutcentra. In de 19de eeuw werd ook met deze manier van zoutwinning gestopt en kwam er een eind aan de Zeeuwse zouthandel. Met Zeeuwsche Zoute willen we een deel van de traditie weer terug brengen in de provincie en net als in vroeger dagen ons prachtige ambachtelijke gewonnen zout uit de Oosterschelde op een verantwoorde manier delen met de rest van de wereld.